Zr. Ms.Schorpioen is
een Nederlands pantserschip,
het werd in 1868 in Toulon gebouwd.
De Schorpioen vormde samen met het in Schotland gebouwde
zusterschip Buffel de
kern van de vernieuwde
Koninklijke Marine, nog tot 1905 de Koninklijke Nederlandse
Zeemacht. Ze vervingen de verouderde houten schepen die van zowel
stoomvoortstuwing als van zeilen gebruikmaakten en
gladloopskanonnen voerden. De nieuwe schepen waren uitgerust met
zware getrokken 23 cm kanons en een zware bepantsering. De romp
had een gordelpantser van 15 cm en de geschuttoren, met twee
kanons, had een bepantsering van bijna 30 cm.
Bij de bouw was het schip uitgerust met twee
driepootsmasten en kon het zo'n 600 mē zeil voeren. Omdat het
schip moeilijk te zeilen bleek, werden de masten en de
tuigage een aantal jaren later verwijderd. De grote
stoommachines zorgden voor een snelheid van zo'n 13 knopen.
Het meest in het oog springende wapen was de
ramsteven, iets anders dan die van de Buffel,
maar dit overschatte wapen werd nooit gebruikt.
De staat van dienst is net als die van de Buffel niet
erg indrukwekkend. In 1886 werd de Schorpioen in
de achtersteven geraakt door een
raderstoomsleper in
de haven van Den Helder en
zonk in twee uur tijd. Hierna werd het schip
gelicht en gerepareerd. In 1908 werd het schip uit dienst
genomen en omgebouwd tot een logementschip. Het bood onderdak aan
de torpedodienst, de matrozenopleiding en de onderzeebootdienst.
Aan het begin van de
Tweede Wereldoorlog viel het schip in Duitse handen en werd
het naar Duitsland gesleept
om daar als logementschip te dienen. Na de oorlog, in 1947, werd
de Schorpioen in
Hamburg gevonden en naar Den Helder teruggesleept, waarna
het weer als logementschip werd gebruikt, eerst in
Amsterdam en later, van 1951 tot 1971, voor de
MARVA in Den Helder. Leerlingen van de zeevaartschool in
Den Helder, Internaat Prinses Margriet, hebben er ook nog gebruik
van gemaakt. Korte tijd woonden er
krakers aan boord, maar in 1982 werd het ramschip
aangekocht door de Stichting Ramschip Schorpioen om het in
Middelburg voor publiek aan de kade te leggen. Na een lange
restauratie kon het op 3 juli 1989 de deuren openen.
In december 1998 kocht
de Koninklijke Marine het schip terug van de stichting. Hierna
werd het ramschip naar het Marinemuseum in Den Helder gebracht. In
mei 2000, na een restauratie van achttien maanden, werd het als
museumschip opengesteld
voor het publiek.
|